Ik wil het niet.
Ik weet het niet.
Yanni weet het niet.
Ik heb het nog niet nodig.
Dan maakt het niet uit.
Ik heb dat niet gedaan.
Tom heeft het niet gedaan.
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.
Maar dat doet er niet toe!
Er is niet genoeg water.
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
nietwaar
Wat je zei, is niet waar.
Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
Ik wil niet alleen blijven met Tom.
Mensen kunnen niet leven zonder water.