Understand spoken Dutch

"him" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
for him

voor hem

I have a car, but I almost never use it.

Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.

I don’t think your mother likes him.

Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.

Tom doesn’t want Mary to help him.

Tom wil niet dat Mary hem helpt.

The children wanted to play with him

De kinderen wilden met hem spelen

Tom asked me to take a picture of him.

Tom vroeg me een foto van hem te maken.

I heard him speak English often.

Ik hoorde hem vaak Engels spreken.

You can trust him to keep his word.

Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.

How could he ever think to wish to be this pretty himself?

Hoe zou het hem ook in de gedachten komen, te wensen, zelf zo mooi te zijn?

He already would have been happy if the ducks would have accepted him around them

Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden

I’m behind him.

Ik sta achter hem.

We’ll contact him.

We zullen contact met hem opnemen.

these clapped louder than before and carried him strongly from here

deze klapten luider dan vroeger en droegen hem krachtig van daar

but the duckling thought they would harm him; and in his fear he flew into the milk pail, so the milk was splashed all over the room

maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte

Please telephone him.

Bel hem alsjeblieft op.

Pieter interrupted him

Pieter viel hem in de rede

I hope Tom doesn’t think that we hate him.

Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.

And the other swans bowed before him.

En de andere zwanen bogen zich voor hem.

They saw him and rushed towards him with clapping wings.

Deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.

his tongue hung out of his mouth, and his eyes shot flames

de tong hing hem uit de bek, en zijn ogen schoten vlammen