Understand spoken Dutch

Dialogues Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Who works here? (dialogue) Wie werkt hier? (dialoog)
Where does John work? (dialogue) Waar werkt Jan?
What does John do here? (dialogue) Wat doet Jan hier?
Chorus (The Village) Koor (Het Dorp)
Where does John work? John works in the furniture factory. Waar werkt Jan? Jan werkt in de meubelfabriek.
Tom isn’t smoking a cigar. He’s smoking a pipe. Tom is geen sigaar aan het roken. Hij is een pijp aan het roken.
And they clapped their hands and danced about. (dialogue) En zij klapten in de handen en dansten in de rondte.
Word of the Day (dialogue) Woord van de Dag
It’s not raining. It’s snowing. Het regent niet. Het sneeuwt.
All of my brothers and sisters were born in Boston. I was born in Chicago. Al mijn broers en zussen zijn in Boston geboren. Ik ben geboren in Chicago.
The meniscus is not a bone. It is a cartilage, a flexible, elastic tissue. Een meniscus is geen been. Het is kraakbeen, een elastisch, buigzaam weefsel.
All that time (song) Al die tijd
In it he saw his own image; no longer that of a cumbersome, grey, ugly bird, but of a swan. Het zag daarin zijn eigen beeltenis, niet meer die van een logge, grauwe, lelijke vogel, maar van een zwaan.
Final Chorus Laatste koor
If you will be hard on yourself (Zig Ziglar quote) Als je hard voor jezelf bent
“Grandmother!” shouted the little one. (paragraph) «Grootmoeder!» riep de kleine uit.
Verse 2 (The Village) Vers 2 (Het Dorp)
Verse 3 (The Village) Vers 3 (Het Dorp)
Verse 1 (The Village) Vers 1 (Het Dorp)
It was very cold (paragraph) Het was snerpend koud