Conjunctions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I felt safe when he was with me.	Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	so much misery	zoveel ellende
	when we had the idea	toen we het idee hadden
	a person of flesh and blood	een mens van vlees en bloed
	because see how rich life is	want ziet, hoe rijk het leven is
	Yanni took the flowers and went.	Yanni nam de bloemen en ging.
	said the woman, looking around	zei de vrouw en keek in de rondte
	You can’t win if you don’t play.	Je kan niet winnen als je niet speelt.
	she now saw them like stars in the sky	zij zag ze nu als sterren aan den hemel
	When is Santa Claus coming?	Wanneer komt de kerstman?
	Not everyone who lives here is rich.	Niet iedereen die hier woont, is rijk.
	When are you getting your hair cut?	Wanneer laat jij je haar knippen?
	before he could say anything else	voordat hij iets anders kon zeggen
	Tom and Mary live in the same city.	Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
	When will this bus arrive in Brussels?	Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
	Tom and Mary live in the same state.	Tom en Mary wonen in dezelfde staat.
	When will this train arrive in Brussels?	Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
	Tom and I were born on the same day.	Tom en ik zijn op dezelfde dag geboren.
	Why do people keep making the same mistakes?	Waarom maken mensen telkens dezelfde fouten?