heen
Heen-en-terug, graag.
Waar gaat deze bus heen?
als ik daar heen zou gaan
En zo ging het eendje dan heen
Waar gaat deze trein heen?
heen en weer
Waar brengt u me heen?
Daar werd er op de stadspoort geklopt, en de oude koning ging er heen, om haar open te doen.
Toen hij het eendje zag, ging hij er heen, trapte het ijs met zijn klomp aan stukken en bracht het dier naar zijn vrouw toe
‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.