"a" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I need a shield.	Ik heb een schild nodig.
	This is a valid point.	Dit is een terecht punt.
	I want a dish containing chicken.	Ik wil een gerecht met kip.
	She’s at a meeting.	Ze is in een vergadering.
	a major air raid	een grote luchtaanval
	I have a meeting today.	Ik heb vandaag een vergadering.
	It felt like a heart attack.	Het voelde als een hartaanval.
	We’re going to a restaurant in town.	We gaan naar een restaurant in de stad.
	a roof	een dak
	a toad	een pad
	an apple	een appel
	a letter	een brief
	a group	een groep
	a punishment	een straf
	a wife	een vrouw
	a love	een liefde
	a flight	een vlucht
	to make a mistake	een fout maken
	a station	een station
	a dish	een gerecht