Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
witnesses getuigen
witty remark kwinkslag
wizards tovenaars
wizard’s hat tovenaarshoed
woe wee
Woe to the vanquished. Wee de overwonnenen!
wolf wolf
womb baarmoeder
Women’s rights in Saudi Arabia are still an issue. Vrouwenrechten zijn in Saoedi-Arabië nog steeds een heikel punt.
won gewonnen
won won
wonder vraag me af
wonderful wonderbaar
wonderful heerlijk
wonderfully wonderlijk
wooden houten
woodpecker specht
woods woud
wool wol
Wool dyes nicely. Wol kleurt prachtig.
woolen wollen
word woord
word accent woordaccent
word choice woordkeuze
Word of the Day (dialogue) Woord van de Dag
words woorden
wore droegen
work (plural) werken
work (2nd person singular in questions) werk
work (1st person singular) werk
work arbeid
work (noun) werk
work activities werkzaamheden
Work slowly. Werk langzaam.
Work with a partner. Werk met een partner.
worked one’s fingers to the bone; worked tirelessly uit de naad gewerkt