English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4635) U (84) V (91) W (621) Y (233) Z (8) ส (1)

English	Dutch	Learn
the table-cloth	het tafellaken	Learn
the tablet	de tablet	Learn
the tabletop	het tafelblad	Learn
the tail	de staart	Learn
the tall woman	de lange vrouw	Learn
the tampons	de tampons	Learn
the tandem	de tandem	Learn
the tap	de kraan	Learn
the target	de schietschijf	Learn
the tattoo	de tatoeage	Learn
the tax	de belasting	Learn
the tax	de accijns	Learn
the taxes	de belastingen	Learn
the taxi	de taxi	Learn
The taxi guy wanted to rip me off.	De taxichauffeur wilde me oplichten.	Learn
the tea	de thee	Learn
the teacher	de leraar	Learn
the teacher	de leerkracht	Learn
The teacher lets students use a calculator on the exam.	De leerkracht liet de studenten een rekenmachine gebruiken op het examen.	Learn
the teachers	de leraren	Learn
the teachers; instructors	de leerkrachten	Learn
the team	het team	Learn
The team from Website Development consists of enthusiastic people with a lot of experience in their field and a solid education.	Het team van Website Development bestaat uit enthousiaste mensen met veel ervaring in hun vakgebied en een gedegen opleiding.	Learn
the team spirit	de teamgeest	Learn
the teams	de ploegen	Learn
the technician	de technieker	Learn
the technique	de techniek	Learn
the technology	de technologie	Learn
the teenager	de tiener	Learn
The teenager finally succumbed in hospital to his severe injuries.	De tiener bezweek uiteindelijk in het ziekenhuis aan zijn zware verwondingen.	Learn
the teeth	de tanden	Learn
the telephone	de telefoon	Learn
the telephone number	het telefoonnummer	Learn
the telescope	de telescoop	Learn
the television	de televisie	Learn
the temperature	de temperatuur	Learn