Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1362) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
The duckling had to swim around in the water, to prevend it from freezing completely Het eendje moest in het water rondzwemmen om te maken, dat dit niet helemaal dichtvroor
The duckling remembered the lovely birds, and felt more strangely unhappy than ever. Het eendje kende die prachtige beesten en werd door een eigenaardige treurigheid aangegrepen.
the ducklings de eendjes
the ducks de eenden
the dull grey Tuesday de duffe grijze dinsdag
the dungeon de kerker
the dust het stof
The Dutch royal house has a long history. Het Nederlandse vorstenhuis heeft een lange geschiedenis.
the Dutch sausage de frikandel
the dwarf de dwerg
the dwarfs de dwergen
the dying sound het wegstervende geluid
the eagle de adelaar
the ear het oor
the earnings de verdiensten
the ears de oren
the earth de aarde
The earth can satisfy our needs but not our greed. De aarde kan voorzien in onze behoeften, maar niet in onze hebzucht.
The earth is smaller than the sun. De aarde is kleiner dan de zon.
The Earth is the third planet in the solar system from the Sun. De Aarde is vanaf de Zon gerekend de derde planeet van het zonnestelsel.
The Earth rotates. De aarde draait.
the ease het gemak
the east het oosten
the Easter Bunny de paashaas
the Easter egg het paasei
the Easter holiday de paasvakantie
the economy de economie
the edge de rand
the education de opvoeding
the education het onderwijs
the eel de paling
the effect het effect
The effect of this weapon is devastating. De werking van dit wapen is verwoestend.
the effervescent tablet de bruistablet
the effort de inspanning
the efforts de inspanningen