Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) ส (1)
English Dutch Recording Learn
textbooks

schoolboeken
Thai

Thais
than

dan
thank (1st person singular)

dank
thank God

Goddank
thank you

dank u wel
Thank you for the invitation.

Bedankt voor de uitnodiging.
Thank you for your invitation.

Bedankt voor de uitnodiging.
Thank you very much.

Heel erg bedankt.
thanks

bedankt
thanks to

dankzij
Thanks very much.

Dank u wel, hoor.
that

dat
that (conjunction)

die
that bastard

die smeerlap
That book is old.

Dat boek is oud.
That book is sold out.

Dat boek is uitverkocht.
That braggart knows a lot more than he likes to admit.

Die blaaskaak weet veel meer dan hij wil toegeven.
That bridge took nearly three years to build.

Het bouwen van deze brug duurde drie jaar.
That brings such a dangerous natural phenomenon very close.

Dat brengt zo’n gevaarlijk natuurverschijnsel heel dichtbij.
That cheerful mood did not last long.

Die opgewekte stemming duurde niet lang.
That coffee is lukewarm.

Die koffie is lauw.
That doesn’t change a thing.

Dat verandert niets.
that exciting scene

dat opwindende tafereel
that frustrates me

dat frustreert mij
that fucking feeling

dat klotegevoel
That girl who’s wearing a scarf is a virgin.

Dat meisje dat een sjaal draagt, is maagd.
that has failed

dat is mislukt
That house isn’t for sale.

Dat huis is niet te koop.
That is no problem.

Dat is geen probleem.
That is really nice of her.

Dat is echt aardig van haar.
That is really too tight.

Dat is dus echt veel te krap.
that is so unpredictable

dat is zo onvoorspelbaar
that is the greatest of all

dat is de voornaamste van alle
That is the main challenge.

Dat is de belangrijkste uitdaging.
That is true.

Dat is waar.