Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1363) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
the best medicine het beste geneesmiddel
the bickering het gekibbel
the bicycle de fiets
the bicycle basket de fietsmand
the bicycle bridge de fietsbrug
the bicycle shop de fietsenwinkel
the big question de grote vraag
the biggest riot in the chess world de grootste rel in de schaakwereld
the biggest size de grootste maat
the bike lane het fietspad
the bill de rekening
the binoculars de verrekijker
The bird ate a worm from the garden. De vogel at een worm uit de tuin.
The bird is not shy at all. Het vogeltje is helemaal niet schuw.
the birds de vogels
the birth de geboorte
the bite de hap
the black mirror de zwarte spiegel
the black rats de zwarte ratten
the blackbird de merel
the blackboard het schoolbord
The blacksmith pumps the bellows. De smid blaast de blaasbalg op.
the blanket de deken
the blaze de brand
the blender de blender
the blessings de zegen
the blood het bloed
The blood clotted quickly. Het bloed stolde snel.
the blossom de bloesem
the blouse de blouse
the board het bord
the boat de boot
the body het lijf
the body het lichaam
the body piercing de piercing
the boldness de vrijmoedigheid