Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
the toll de tolheffing
The toll of the pandemic was heavy. De tol van de pandemie was zwaar.
the tomato de tomaat
the tomatoes de tomaten
the tomcat de kater
The tone was mocking and sarcastic. De toon was spottend en sarcastisch.
the tongue de tong
the tool het hulpmiddel
the tool het werktuig
The tool par excellence for thieves and looters! Het hulpmiddel bij uitstek voor dieven en plunderaars!
the tools het gereedschap
the tools de werktuigen
the tooth de tand
the toothbrush de tandenborstel
the toothpaste de tandpasta
the toothpick de tandenstoker
the top de bovenzijde
The top of Mt. Fuji was covered with snow. De top van de Fuji was bedekt met sneeuw.
the top of the roof de nok van het dak
the top-left corner de linkerbovenhoek
the topic het onderwerp
the torch de fakkel
the torch de zaklamp
the torch holder de fakkelhouder
the torches were blown out de toortsen waren uitgewaaid
the tornado de windhoos
the tortoise de schildpad
the torture de foltering
the torture chamber de folterkamer
the total wage bill de totale loonmassa
the touch de aanraking
The tough pasta was hard to eat. De taaie pasta was moeilijk te eten.
the tourist information office het VVV-kantoor
The tow truck will tow the truck away. De sleepwagen zal de vrachtwagen wegslepen.
the towel de handdoek
The towel is in the bathroom. De handdoek is in de badkamer.