English-Dutch Dictionary - P

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)

English	Dutch	Learn
prepare	voorbereiden	Learn
prepared	bereide	Learn
prepared	voorbereid	Learn
Preparing, documenting and maintaining development processes.	Het opstellen, documenteren en onderhouden van ontwikkelprocessen.	Learn
preposition	voorzetsel	Learn
prepositions	voorzetsels	Learn
prescribes	voorschrijft	Learn
prescription	voorschrift	Learn
present (adjective)	aanwezig	Learn
present	cadeau	Learn
presentation	presentatie	Learn
presenter	presentator	Learn
president	president	Learn
presidential candidate	presidentskandidaat	Learn
Press any key.	Druk op eender welke toets.	Learn
pressed	geperst	Learn
pressure	spanning	Learn
presumably	vermoedelijk	Learn
presumed	gedoodverfde	Learn
pretentious	pretentieus	Learn
pretty	knap	Learn
pretty (inflected form)	knappe	Learn
prevent	voorkomen	Learn
prevention	preventie	Learn
prevents	verhindert	Learn
previous	voorafgaande	Learn
price (diminutive)	prijsje	Learn
price	prijs	Learn
prices	prijzen	Learn
Prices are continuously rising.	De prijzen stijgen onophoudelijk.	Learn
Prices are high these days.	De prijzen zijn hoog tegenwoordig.	Learn
pride	fierheid	Learn
primal scream	oerkreet	Learn
primary school	basisschool	Learn
primary schools	basisscholen	Learn
prime minister	premier	Learn