Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - M

0 (2) 1 (12) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (2) 9 (1) A (2004) B (710) C (1201) D (836) E (522) F (714) G (423) H (1103) I (1950) J (120) K (79) L (490) M (726) N (369) O (429) P (865) Q (33) R (519) S (1796) T (7023) U (158) V (125) W (1179) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
My cat is happy. Mijn kat is gelukkig.
My child feels fine. Mijn kind voelt zich goed.
My child has a cough. Mijn kind moet hoesten.
My child is hungry. Mijn kind heeft honger.
My child is ill. Mijn kind is ziek.
my children mijn kinderen
My children love the story of Snow White. Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
My co-worker is a wolf in sheep's clothing. Mijn medewerker is een wolf in schapenvacht.
My coffee is cold. Mijn koffie is koud.
My colleague and I work together. Mijn ambtgenoot en ik werken samen.
My dad used to drive a Beetle. Vroeger reed mijn vader een Kever.
my daughter mijn dochter
My daughter feels fine. Mijn dochter voelt zich goed.
My daughter has a good teacher. Mijn dochter heeft een goede leraar.
my declaration mijn aangifte
My dog has fleas. Mijn hond heeft vlooien.
My efforts were not in vain. Mijn inspanningen waren niet voor niets.
My eyes sting because of the onions. Mijn ogen prikken vanwege de uien.
My family arrive at three o’clock. Mijn familie arriveert om drie uur.
My family arrives at a quarter past three. Mijn familie arriveert om kwart over drie.
My family arrives at a quarter to four. Mijn familie arriveert om kwart voor vier.
My family arrives at four o’clock. Mijn familie arriveert om vier uur.
My family arrives at half past three. Mijn familie arriveert om half vier.
My father feels fine. Mijn vader voelt zich goed.
My father is a bit old-fashioned. Mijn vader is een beetje ouderwets.
My father is a milkman. M’n vader is melkboer.
My father is bald. Mijn vader is kaal.
My father is happy to meet you. Mijn vader is blij je te ontmoeten.
My father is in Lyon. Mijn vader is in Lyon.
My father is out. Mijn vader is uit.
My father works for a bank. Mijn vader werkt voor een bank.
my father works in a supermarket mijn vader werkt in een supermarkt
My father’s hobby is growing roses. Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
my favourite colour is red mijn lievelingskleur is rood
My flight was supposed to arrive at 2:30 p.m. Mijn vlucht moest normaal om half drie ’s middags aankomen.
My foot is so fat that it no longer fits in my shoe. Mijn voet is zo dik dat hij niet meer in mijn schoen past.