Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - M
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(6)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1691)
B
(591)
C
(1029)
D
(721)
E
(441)
F
(572)
G
(358)
H
(941)
I
(1639)
J
(101)
K
(65)
L
(429)
M
(582)
N
(297)
O
(316)
P
(719)
Q
(27)
R
(442)
S
(1468)
T
(6379)
U
(130)
V
(105)
W
(998)
X
(4)
Y
(322)
Z
(10)
English
Dutch
Recording
Learn
My life would be completely empty without you.
Zonder jou was mijn leven helemaal leeg geweest.
Learn
My love for her keeps growing.
Mijn liefde voor haar wordt almaar groter.
Learn
My mistake!
Mijn fout!
Learn
My mom will kill me if she finds out.
Mijn moeder maakt me af als ze erachter komt.
Learn
My mother is a nurse.
Mijn moeder is verpleegster.
Learn
My mother is in the kitchen.
Mijn moeder staat in de keuken.
Learn
My mother tried to reconcile the couple.
Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
Learn
My mum came back from the shop.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
Learn
My name is John.
Ik heet Jan.
Learn
My name is Mary.
Mijn naam is Maria.
Learn
My name is Peter.
Mijn naam is Petrus.
Learn
My neck hurts.
Mijn nek doet pijn.
Learn
My neighbor is crazy.
Mijn buurman is gek.
Learn
My old shoes are completely worn out.
Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
Learn
My oldest daughter’s name is Mary.
De naam van mijn oudste dochter is Mary.
Learn
My oldest son’s name is Tom.
De naam van mijn oudste zoon is Tom.
Learn
My orders are to go with you.
Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.
Learn
My parents advised me not to drive too fast.
Mijn ouders hebben me afgeraden om te snel te rijden.
Learn
My parents want to divorce.
Mijn ouders willen scheiden.
Learn
My phone is on the table.
Mijn telefoon staat op tafel.
Learn
My phone is waterproof.
Mijn telefoon is waterdicht.
Learn
My physics teacher doesn’t care if I skip classes.
Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
Learn
My place or yours?
Bij mij thuis of bij jou?
Learn
My position is that we need to cooperate.
Mijn stelling is dat we moeten samenwerken.
Learn
My region has a rich history.
Mijn gewest heeft een rijke geschiedenis.
Learn
My shoes are worn out.
Mijn schoenen zijn versleten.
Learn
My shoes squeak.
Mijn schoenen piepen.
Learn
my sincere condolences
mijn oprechte medeleven
Learn
My sister has been appointed guardian of my children.
Mijn zus is benoemd tot voogd van mijn kinderen.
Learn
My sister is playing with a doll.
Mijn zus speelt met een pop.
Learn
my son
mijn zoon
Learn
My speech was short and powerful.
Mijn betoog was kort en krachtig.
Learn
My uncle is rich.
Mijn oom is rijk.
Learn
my vocabulary is limited
mijn vocabulaire is beperkt
Learn
My wallet is gone.
Mijn portemonnee is foetsie.
Learn
my wife
mijn vrouw
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
9
Page
10
Page
11
Page
12
Page
13
Page
14
Page
15
Current page
16
Page
17
Next page
Next ›
Last page
Last »