we
Waar spreken we af?
Kunnen we daar zitten?
Kunnen we buiten zitten?
Kunnen we in de zon zitten?
We zijn op weg naar huis.
Op een dag zullen we het weten.
We hebben het vaak over het weer.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
We hebben al veel geleerd.
Dat is het laatste dat we nodig hebben.
We hebben drie minuten.
We moeten iets kopen voor Tom.
We hebben niemand om ons te helpen.
We moeten onze boerderij verkopen.
Mogen we hier zitten?
toen we het idee hadden
Waarom doen we het nu niet?
Mogen we de wijnkaart zien?
We kunnen later gaan winkelen.