Ik speelde vroeger de trombone.
Het benijdde ze volstrekt niet.
En de andere kinderen jubelden mee
En de zwanen zwommen om hem heen en streelden hem met hun snavels.
Nu klapte hij met zijn vleugels, richtte zijn slanke hals op en jubelde van ganser harte
Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.
Het dacht aan, hoe het vervolgd en bespot was, en hoorde nu allen zeggen, dat het de mooiste van al die mooie vogels was.
En zij klapten in de handen en dansten in de rondte, liepen naar hun ouders toe, en er werd brood en koek in het water geworpen
Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!
’t Is beter, door hen gedood, dan door de eenden gebeten, door de kippen gepikt, door de meid, die aan de kippen eten geeft, geschopt te worden en in de winter gebrek te lijden!