Graag gedaan.
Wie heeft dat gedaan?
Ik heb dat niet gedaan.
Tom heeft het niet gedaan.
Waarom heeft Yanni dat gedaan?
Ben je daar geweest?
Ik ben er nooit geweest.
Wat heb je vandaag gedaan?
Hoe vaak ben je in Nederland geweest?
Waarom ben je niet met de bus gekomen?
De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
Yanni heeft een fout gemaakt.
Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
Ik heb me zorgen om je gemaakt.
Zij stak nog een lucifertje aan.
Ik heb maar een paar fouten gemaakt.
De kinderen wilden met hem spelen
De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.