Verbs (infinitives) 27 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to play chess (long form)	te schaken
	to cycle (long form)	te fietsen
	to donate (long form)	te schenken
	to translate (long form)	om te vertalen
	I have a cough.	Ik moet hoesten.
	Can you understand me?	Kun je me verstaan?
	My child has a cough.	Mijn kind moet hoesten.
	Don’t worry, I’ll translate that for you.	Maak je geen zorgen, ik zal dat voor je vertalen.
	You’re not allowed to skip your turn in a game of chess.	Tijdens het schaken mag je geen beurt overslaan.
	It lay in the swamp among the reeds when the sun began to shine warmly again.	Het lag in het moeras tussen het riet, toen de zon weer warm begon te schijnen.
	One evening a strong thunderstorm came; there was thunder and lighting, the rain was pouring down, it was terrible weather!	Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!