laat los
loslaten
ik zocht
hij wordt
Ik ben bang.
Laat niet los!
te spelen
Ze wil het doen.
Ik heb rood haar.
fouten maken
Het is al zomer.
Ik heb honger.
naar de film gaan
Tom was mijn zoon.
Het is niet mijn vak.
Is dit wat je zocht?
Voor wie ben je bang?
Ik ben gelukkig.
Ik ben van niets bang.
Mijn koffie is koud.