Ik drink veel wijn.
Ik heb wat zeep nodig.
Het is ijskoud
Drink iets met me Tom.
Moet Tom niet eerst gaan?
Ik heb een dokter nodig.
Dat is wat de dokter zei.
Mag ik de kamer eerst zien?
Ik weet het antwoord al.
Yanni houdt van chocolade.
Yanni heeft een fout gemaakt.
Zij houdt van dieren.
maar daaraan dacht zij niet.
Niet iedereen houdt van sneeuw.
Waarom heeft Tom dit gekocht?
Ik vraag me af wie er gaat winnen.
Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
Wij hebben een antwoord nodig.
Tom wil de boerderij verkopen.
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.