Ik zoek een oude man.
gaan winkelen
Tom kocht een hond.
Ik zal wijn brengen.
Yanni is hier met Skura.
O, kijk, daar komt de bus al aan!
Ik ga morgen winkelen.
Ik woon niet graag in de stad.
Tom kocht dit boek voor ons.
Tom eet geen chocolade.
De politie is op zoek naar Tom.
We hebben al veel geleerd.
O, hier was het zo schoon, zo heerlijk.
Tom gaat morgen winkelen.
Ik heb het op school geleerd.
Yanni gaf Skura zijn telefoon.
Ik woon al drie jaar in Nederland.
Het voelde als een hartaanval.
Met wie ben je gaan winkelen?
Yanni zag Skura met haar moeder.