komen
te komen
Ik wist wel dat je zou komen.
Weet je hoe ik daar kan komen?
Tom wilde naar huis komen.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
Ze zullen niet ver komen.
We zijn blij dat je kon komen.
Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.
Kun je een hoge rug zetten en spinnen en maken, dat er vonken uit je lijf komen?
Hoe zou het hem ook in de gedachten komen, te wensen, zelf zo mooi te zijn?
nu, daar zullen we wel gauw achter komen
Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.
Wie zich tijdens de les misdraagt, kan opkrassen en hoeft niet meer terug te komen.