"the (neutral)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the means	het middel
	the sound	het geluid
	the secret	het geheim
	the climate	het klimaat
	the contact	het contact
	the report	het verslag
	the breakfast	het ontbijt
	the Red Cross	het Rode Kruis
	The ice is very thick.	Het ijs is heel dik.
	the fire and the smoke	het vuur en de rook
	Do you understand?	Begrijp je het?
	the picture on the wall	het beeld op de muur
	Where is the toilet?	Waar is het toilet?
	when we had the idea	toen we het idee hadden
	the driver's license	het rijbewijs
	I have to go to the toilet.	Ik moet naar het toilet.
	What time is breakfast?	Hoe laat is het ontbijt?
	the crossroads	het kruispunt
	I’m just going to the toilet.	Ik ga even naar het toilet.
	There is someone in the toilet.	Er is iemand op het toilet.