Understand spoken Dutch

"she" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
She looked excited. Zij leek opgewonden.
She also reads books. Zij leest eveneens boeken.
“That’s a good catch!” she said. «Dat is een goede vangst!» zeide zij.
She suddenly had a fit. Zij kreeg plotseling een toeval.
there is no one in the world cleverer than she is wijzer dan zij is niemand op de wereld
She always tries to help others. Zij tracht altijd de anderen te helpen.
There she sat, under the beautiful Christmas tree Daar zat zij nu onder de heerlijke Kerstboom
She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo. Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.
She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child. Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
The hen had very short legs, so she was called “Miss Shortlegs.” De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd
In an old apron she carried a whole supply of matchboxes, one of which she held in her hand. In een oud schort droeg zij een heelen voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan hield zij in de hand.
In an old apron she carried a number of matchboxes, she was holding one of them in her hand. In een oud schort droeg zij een hele voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan. hield zij in de hand.
she’s working on it zij werkt eraan
She wants to switch. Zij wil schakelen.
She beckoned the children. Zij wenkte de kinderen.
She studies mathematics. Zij studeert wiskunde.
She takes off her socks. Zij stroopt haar sokken af.
Rather than work, she wants to travel. Veeleer dan werken, wil zij reizen.
She kept the letters for years. Zij bewaarde de brieven jarenlang.
She attained everlasting fame through her work. Zij kreeg eeuwige roem door haar werk.