Restaurant 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a lunch	een lunch
	the lunch	de lunch
	dish of the day	dagschotel
	Lunch is ready.	Lunch is klaar.
	the bill	de rekening
	I’ll see you at lunch.	Ik zie je bij de lunch.
	Could I have the bill, please?	Mag ik de rekening?
	telephone bill	telefoonrekening
	I usually eat lunch at home.	Ik lunch meestal thuis.
	a dish of cold meats	een schotel koud vlees
	The check, please.	De rekening, alstublieft.
	Can we have the bill please?	Mogen we de rekening alstublieft?
	the fork	de vork
	a fork	een vork
	the pepper	de peper
	a pepper	een peper
	salt and pepper	zout en peper
	the restaurants	de restaurants
	Where are there a lot of restaurants?	Waar zijn er veel restaurants?
	the spoon	de lepel