Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	What an angel.	Wat een engeltje.
	Where are there a lot of bars?	Waar zijn er veel bars?
	to dress (oneself)	zich aankleden
	After the fire, there was a lot of ash.	Na de brand was er veel as.
	We’re amateurs.	We zijn amateurs.
	I hugged her.	Ik omhelsde haar.
	First come, first served.	Wie eerst komt, eerst maalt.
	I’m fed up with your attitude.	Ik ben jouw houding zat.
	She nodded, beaming.	Ze knikte stralend.
	a memory like a sieve	een geheugen als een zeef
	sounds certainly	klinkt het stellig
	to interfere with	zich bemoeien met
	we are not stupid	wij zijn heus niet stom
	I put it together.	Ik steek het in elkaar.
	I am annoying.	Ik ben vervelend.
	She was promoted.	Ze kreeg promotie.
	I was raped.	Ik ben verkracht.
	I’ll steal a car.	Ik ga een auto stelen.
	This plant is edible.	Deze plant is eetbaar.
	She sang with passion.	Ze zong met hartstocht.