Ze spreekt geen Frans.
Welke talen spreekt u?
Hoe houd je de kosten laag?
Hij is overmoedig.
Ik dacht niet helder na.
Ik vond het leuk wat je zei.
Ik kocht een computer.
Stopt deze bus in Brussel?
Ze heeft een litteken.
in het begin deed ze alles
Ik heb nog geen ja gezegd.
Heb je er een gevonden?
Herhaal dit nog een keer.
Begrijpen wij je niet?
Wij begrijpen waarom.
Ik hou niet van vis.
Stopt deze trein in Brussel?
Ik wil mijn sleutel terug.
Hij zocht naar de sleutel.
Waarom geven we Tom geen kans?