Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Can we sit by the window?	Kunnen we aan het raam zitten?
	I think this is my bicycle.	Ik denk dat dit mijn fiets is.
	What a beautiful garden.	Wat een prachtige tuin.
	It was a day full of misery.	Het was een dag vol ellende.
	We need to buy something for Tom.	We moeten iets kopen voor Tom.
	I don’t know if Tom eats meat or not.	Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.
	Tom isn’t going to buy a new car.	Tom gaat geen nieuwe auto kopen.
	What if your parents find out?	Wat als je ouders erachter komen?
	That’s when my trouble first began.	Dat was wanneer mijn ellende begon.
	Let’s find out where Tom is.	Laten we erachter komen waar Tom is.
	I’ve made a lot of new friends.	Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
	What would Mary do if she found out?	Wat zou Mary doen als ze erachter kwam?
	If I had the money, I’d buy a new house.	Als ik het geld had, zou ik een nieuw huis kopen.
	Did you find out where Tom lives?	Ben je erachter gekomen waar Tom woont?
	I didn’t want my mum to find out.	Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.
	one hundred and ninety-five (195 )	honderdvijfennegentig
	one hundred and ninety-nine (199)	honderdnegenennegentig
	I made a lot of new friends this year.	Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
	the forest	het bos
	the tree	de boom