het bureaublad
Kun je me verstaan?
Ik steek het in elkaar.
het schaakspel
Ron slikte moeizaam.
het schilderij
een wildebeest
Luister naar de zin.
het voorzetsel
het overaanbod
Hoe beslissen we?
het wantrouwen
knippen en plakken
Ik ben vervelend.
Ze kreeg promotie.
Ik ben verkracht.
Ik ga een auto stelen.
Mary sliep op de trein.
de geurige kruiden
Wees een braaf meisje.