Ik heb een boek.
de prinses
Wie werkt hier?
zesenzestig
eenenzestig
Ik heb geen geld.
Waar werkt Jan?
drieënzestig
vierenzestig
vijfenzestig
achtenzestig
tweeënzestig
Dat was mijn werk.
zevenenzestig
negenenzestig
Wat wil Tom nog meer?
alleen kinderen
Ik kan dit alleen.
Hij heeft lang haar.
Hij is alleen thuis.