in het begin
in de herfst
in het oosten
in het weekend
Is er een TV in de kamer?
in het begin van het jaar
Wat zit er in deze dozen?
de boerenkind’ren in de klas
Stopt deze bus in Brussel?
in het begin deed ze alles
met de deur in huis vallen
Er viel een vlieg in de melk.
Stopt deze trein in Brussel?
Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
al die tijd schrijf ik in krijt
Ze doet veel suiker in haar koffie.
Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?
Tom en Mary wonen in hetzelfde gebouw.
Waar bent u in geïnteresseerd?