“Dat gaat immers niet,” zei de moeder van het eendje; “het is wel niet mooi, maar het heeft een goed hart en zwemt even flink als al de anderen, ja, ik moet zeggen, nog beter.
Tom is Maria’s kleinzoon.
Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
Mama, kunnen olifanten vliegen?
Toms grootvader was een slaaf.
Je ziet eruit als je vader.
Mijn ouders willen scheiden.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
Tom wil een pony kopen voor zijn zoon.
Ben jij een van Tom zijn dochters?
Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.
Ik wist niet dat Tom en John jouw broers waren?
Het wemelde van de gezinnen in de dierentuin.
Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
Zijn vrouw zit voortdurend aan zijn kop te zeuren.
Neen, Maria is niet mijn stiefzuster, zij is mijn halfzuster.
Tom ging iedere zondag met zijn ouders naar de kerk.
overspel, ontucht, vuiligheid en losbandigheid
Zij temperatuurde het kind om te zien of het koorts had.
Je vader heeft dit bij mij in bewaring gegeven voor zijn dood.