Family 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	I don’t think your mother likes him.	Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
	my wife	mijn vrouw
	my daughter	mijn dochter
	I had no idea that Mary was your wife.	Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
	“Can you stop doing that?” said the mother.	“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
	I had no idea that Mary was your daughter.	Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
	the wife	de vrouw
	a wife	een vrouw
	housewife	huisvrouw
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	Is your father a doctor?	Is je vader dokter?
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	Yanni too has a wife and child.	Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
	She learned it from her parents.	Ze heeft het geleerd van haar ouders.
	the daughter	de dochter
	a daughter	een dochter
	My daughter has a good teacher.	Mijn dochter heeft een goede leraar.