kind
het kind
Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
Mijn kind heeft honger.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Mijn kind is ziek.
Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
Mijn kind moet hoesten.
Verstijfd zat het kind daar met de lucifers, waarvan een doosje geheel opgebrand was.
Je bent ook verplicht de schoolaanwezigheid van je kind vier keer per jaar in te dienen.
Zij temperatuurde het kind om te zien of het koorts had.