de kalkoenen
adelaarsveer
en het kleinste riep: «Daar is een nieuwe zwaan!»
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe
Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden
En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»
“Het zijn lieve kinderen die de moeder heeft,” zei de oude eend met het lapje om de poot
Tegen de morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwe kameraad eens.
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
de uilen
het gepiep
Wat eten uilen?
de ooievaar
de trekvogel
het kuikentje
de leeuweriken
Buig je hals nu en zeg: Kwak!
liet de kip hierop volgen