Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yes, I speak English.	Ja, ik spreek Engels.
	I think this is good.	Ik denk dat het klopt.
	How did it happen?	Hoe is dat gebeurd?
	to study English	Engels studeren
	a delicious cake	een heerlijke taart
	the eye-catcher	de blikvanger
	This isn’t fun. This is boring.	Dat is niet leuk; het is saai.
	Where are you taking me?	Waar brengt u me heen?
	both English and French	zowel Engels als Frans
	This meeting is boring.	Deze vergadering is saai.
	The clock is above the fireplace.	De klok hangt boven de open haard.
	Yanni was very drunk.	Yanni was erg dronken.
	It was cold, freezing cold.	Het was koud, snerpend koud.
	The vacancy is open.	De vacature staat open.
	This lake’s water is clean.	Het water van het meer is schoon.
	his favourite colour	zijn favoriete kleur
	But that doesn’t bother him one bit.	Maar dat zit hem niet dwars.
	both French and Dutch	zowel Frans als Nederlands
	I speak some French.	Ik spreek een beetje Frans.
	I wish we could help.	Ik wou dat we konden helpen.