Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	That’s my dog.	Dat is mijn hond.
	an old woman	een oude vrouw
	I thought you knew that.	Ik dacht dat je dat wist.
	a very large head	een heel groot hoofd
	I knew you’d come.	Ik wist wel dat je zou komen.
	How old are you? (formal)	Hoe oud bent u?
	to be well off	goed af zijn
	Who’s first?	Wie is de eerste?
	twenty thousand (20,000)	twintigduizend
	two thousand and twenty-one (2021)	tweeduizend eenentwintig
	two thousand thirteen (2013)	tweeduizend dertien
	What a big dog!	Wat een grote hond!
	I think Tom is in his garden.	Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
	Is that your mother?	Is dat jouw moeder?
	good evening	goedenavond
	good night	goedenacht
	People don’t do that.	Dat doet men niet.
	But that doesn’t matter!	Maar dat doet er niet toe!
	thought the little girl	dacht het kleine meisje
	forty-six (46)	zesenveertig