Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	You are famous.	Jij bent beroemd.
	a blazing fire	een laaiend vuur
	a shrill meow	een schril gemauw
	a knitted cardigan	een gebreid vest
	I feel dizzy.	Ik ben duizelig.
	chocolate mousse	chocolademousse
	raging fornication	razende ontucht
	metal stairs	metalen trappen
	the weak link	de zwakke schakel
	looking back	terugblikkend
	meeting rooms	vergaderzalen
	the built-up area	de bebouwde kom
	a loose battery	een losse batterij
	Stop being cruel.	Stop met wreed zijn.
	I am not stupid after all.	Ik ben immers niet dom.
	He is a fast runner.	Hij kan snel rennen.
	Yesterday there was a Flemish education decree that includes no less than 4,488 pages.	Gisteren kwam daar een besluit van het Vlaams onderwijs bij dat niet minder dan 4.488 pagina’s omvat.
	bossy and know-it-all	bazig en betweterig
	neatly folded	keurig opgevouwen
	totally deaf	Oost-Indisch doof