Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1172) D (817) E (502) F (660) G (404) H (998) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (512) S (1688) T (6716) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
twin tweeling
twin brother tweelingbroer
twin brothers tweelingbroers
twins tweelingen
twist wending
twisted verwrongen
twists kronkels
Twitter Twitter
two (2) twee
two compound words twee samengestelde woorden
two days ago twee dagen geleden
two days later twee dagen later
two examples to clarify this twee voorbeelden om dit te verduidelijken
Two families attack each other on the street with baseball bats Twee families gaan elkaar op straat te lijf met honkbalknuppels
two hundred (200) tweehonderd
two hundred and eighteen (218) tweehonderdachttien
two hundred and eighty-six (286 ) tweehonderdzesentachtig
two hundred and fifty-two (252 ) tweehonderdtweeënvijftig
two hundred and one (201 ) tweehonderdeen
two hundred and sixty-nine (269 ) tweehonderdnegenenzestig
two hundred and thirty thousand (230,000) tweehonderddertigduizend
two hundred and thirty-five (235 ) tweehonderdvijfendertig
two hundred and twenty-two (222 ) tweehonderdtweeëntwintig
two meals twee maaltijden
two minors twee minderjarigen
two months ago twee maanden geleden
two o’clock twee uur
two pile-ups twee kettingbotsingen
Two robots doing pole dancing with lots of dedication. Twee robotten doen met veel overgave aan paaldansen.
Two shabby-looking wizards stared at him. Twee sjofel uitziende tovenaars staarden hem aan.
two slices of gingerbread twee sneetjes peperkoek
two students twee studenten
two thirty (2:30) half drie
two thousand (2,000) tweeduizend
two thousand and twenty-one (2021) tweeduizend eenentwintig
two thousand and twenty-two (2022) tweeduizend tweeëntwintig