Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1172) D (817) E (502) F (660) G (404) H (998) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (512) S (1688) T (6716) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
Tom won’t mind. Dat zal Tom niet storen.
Tom would never let me do that. Tom zou me dat nooit laten doen.
Tom writes beautifully. Tom schrijft prachtig.
tomato tomaat
tomato juice tomatensap
tomatoes tomaten
tomcat kater
tomorrow morgen
tomorrow evening morgenavond
Tom’ll remember. Tom zal het zich herinneren.
Tom’s Toms
Tom’s conscious. Tom is bij bewustzijn.
Tom’s dog was barking at Mary. Toms hond blaft naar Mary.
Tom’s drowning. Tom is aan het verdrinken.
Tom’s grandfather was a slave. Toms grootvader was een slaaf.
Tom’s house is by the sea. Toms huis is vlak bij de zee.
Tom’s house was easy to find. Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
Tom’s inappropriate behaviour was widely reported in the press. Overal in de pers werd uitvoerig bericht over Toms grensoverschrijdend gedrag.
Tom’s my cousin. Tom is mijn neef.
Tom’s parents only stayed together for the sake of the children. Toms ouders bleven alleen samen ter wille van de kinderen.
Tom’s recovery took a year. Toms herstel heeft een jaar geduurd.
Tom’s wrong. Tom heeft het mis.
tone toon
Tone of voice can indicate feelings. Intonatie kan gevoelens aanduiden.
tongue tong
tongue twister tongbreker
tonight vanavond
too te
too much teveel
Too much protection makes children vulnerable. Teveel bescherming maakt kinderen kwetsbaar.
too rosy te rooskleuring
took haalde
took (an oath) aflegde
took nam
took advantage profiteerde
took care zorgde