Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - S

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1363) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
Some went on foot, others by bicycle. Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.
some windows enkele ruiten
Someone could get hurt doing this. Straks raakt iemand gewond.
Someone help me. Iemand, help me even.
Someone told me Tom was allergic to wheat. Iemand heeft me verteld dat Tom allergisch was voor tarwe.
someone with less experience iemand met minder ervaring
someone’s iemands
somersault buiteling
something wat
something is right iets klopt
Sometimes the shoe pinches. Soms knelt de schoen.
somewhat more calculating wat berekenender
somewhere ergens
Somewhere a clock struck. Ergens sloeg een klok.
son zoon
son-in-law schoonzoon
song zang
song (diminutive) liedje
song lied
soon straks
Sooner or later the prisoners of war will be liberated. Vroeg of laat zullen de krijgsgevangenen bevrijd worden.
soot roet
sopping soppend
sore zere
sore throat keelpijn
sorrow leed
sorry sorry
Sorry about that. Sorry daarvoor.
Sorry to be late. Het spijt mij dat ik te laat ben.
Sorry, I don’t understand. Sorry, ik begrijp het niet.
Sorry, I’m not responsible for that. Sorry, daar ben ik niet verantwoordelijk voor.
sought after gegeerd
sought after by customers gegeerd door klanten
sound (diminutive) geluidje
sound deugdelijke
sound klank