English-Dutch Dictionary - M

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) ส (1)

English	Dutch	Learn
Mary has more clothes than Tom.	Mary heeft meer kleren dan Tom.	Learn
Mary has not yet replied to Tom’s letter.	Mary heeft nog niet geantwoord op Tom zijn brief.	Learn
Mary is hysterical.	Maria is hysterisch.	Learn
Mary is one of the prettiest women in Boston.	Maria is een van de mooiste vrouwen in Boston.	Learn
Mary plays the harp.	Mary speelt de harp.	Learn
Mary slept on the train.	Mary sliep op de trein.	Learn
Mary understands Chinese.	Maria verstaat Chinees.	Learn
Mary’s	Maria’s	Learn
Mary’s	Mary’s	Learn
mask	masker	Learn
mass (church)	mis	Learn
match	lucifer	Learn
match (diminutive)	lucifertje	Learn
match; contest	wedstrijd	Learn
matchboxes	lucifersdoosjes	Learn
matches	lucifers	Learn
mate; comrade	gezel	Learn
material	materiaal	Learn
math	wiskunde	Learn
Mathematics is not just the memorization of formulas.	Wiskunde is niet louter formules uit het hoofd leren.	Learn
matter	maakt uit	Learn
matter (part 1)	maakt
matter (part 2)	uit
mattresses	matrassen	Learn
maximum	maxima	Learn
may	mochten	Learn
May	mei	Learn
may	mocht	Learn
may (modal verb)	mag	Learn
May I ask you a question?	Mag ik je iets vragen?	Learn
May I have a bottle of juice?	Mag ik een fles sap?	Learn
May I have a bottle of red wine?	Mag ik een fles rode wijn?	Learn
May I have a bottle of white wine?	Mag ik een fles witte wijn?	Learn
May I have a bottle of wine?	Mag ik een fles wijn?	Learn
May I have a cup of tea?	Mag ik een kop thee?	Learn
May I have a glass of wine?	Mag ik een glas wijn?	Learn