Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - F

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
fries frietjes
fright schrik
frightened beangstigde
frightening beangstigend
Frisian Fries
frog kikker
frogs kikkers
from vanuit
from vandaan
from vanaf
from development and start-up to execution and implementation van ontwikkeling en opstart tot uitvoering en implementatie
from now on vanaf heden
from three o’clock to five o’clock van drie uur tot vijf uur
from to bake bak
from two o’clock to eight o’clock van twee uur tot acht uur
from: to smooth out streek
front front
front axle vooras
front door voordeur
front line frontlinie
froze dichtvroor
froze vroor
froze verstarde
frozen gevroren
frozen bevroren
frozen to death doodgevroren
frozen to death on the last evening of the year. doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
frugal zuinig
fruit fruit
fruit vrucht
fruit juice fruitsap
fruit stand fruitkraam
fruitful vruchtbaar
fruits (produce) vruchten
frustrates frustreert
frustration frustratie