Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - C

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
Can you tell butter from margarine? Kan jij boter van margarine onderscheiden?
Can you tell me where the station is? Kun je me vertellen waar het station is?
Can you tell us more about your company? Kan je ons meer vertellen over je bedrijf?
Can you tell us more about your products? Kan je ons meer vertellen over je producten?
Can you tell us more about yourself? Kan je ons meer vertellen over jezelf?
Can you understand me? Kun je me verstaan?
Can you wake me at 7 a.m.? Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
Can you walk? Kunt u stappen?
Can you whistle? Kan je fluiten?
Can you write that down for me? Kunt u dat voor me opschrijven?
Canada Canada
Canadian Canadees
Canadian (long form) Canadese
canal gracht
canal house grachtenpand
canals grachten
canary kanarie
canary yellow kanariegeel
cancelled geannuleerd
cancelled afgelast
cancer kanker
candidacy kandidatuur
candidates kandidaten
candle kaars
Candle stubs kaarsstompjes
candlelight kaarslicht
Candlemas Lichtmis
candles kaarsen
candlesticks kandelaars
candlesticks with red candles kandelaars met rode kaarsen
candy snoep
cannabis users sentenced cannabisgebruikers veroordeeld
cannon kanon
cannon fodder kanonnenvlees
cannons kanonnen
canoeing kanoën