Audio - Google text-to-speech

English Sort descending	Dutch	Learn
She wasn’t able to meet him.	Ze kon hem niet ontmoeten.	Learn
She wears glasses.	Zij draagt een bril.	Learn
She went berserk when she heard that her flight was canceled.	Ze ging door het lint toen ze hoorde dat haar vlucht was geannuleerd.	Learn
She went to her shop.	Ze ging naar haar winkel.	Learn
She will come soon.	Ze zal straks komen.	Learn
She will fill them out straight away.	Zij zal ze meteen invullen.	Learn
She wiped the drool off her mouth.	Ze veegde het kwijl van haar mond af.	Learn
She woke up angry.	Ze werd toornig wakker.	Learn
She worked her fingers to the bone.	Zij heeft zich uit de naad gewerkt.	Learn
She would rather read books than watch TV.	Zij zou veeleer boeken lezen dan televisie kijken.	Learn
She writes beautifully.	Ze schrijft prachtig.	Learn
Sheep graze on the heath.	Schapen grazen op de heide.	Learn
sheepskin	schapenvacht	Learn
shell	dop	Learn
shelter	beschutting	Learn
shelves	rekken	Learn
shepherd	herder	Learn
She’s already over there.	Ze is ginder al hé.	Learn
She’s asking for the impossible.	Zij vraagt het onmogelijke.	Learn
She’s at a meeting.	Ze is in een vergadering.	Learn