Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Dutch Learn
I have thirteen employees. Ik heb dertien medewerkers.
I have time. Ik heb tijd.
I have to be there at 2:30. Ik moet er om 2:30 zijn.
I have to consider every possibility. Ik moet iedere mogelijkheid overwegen.
I have to do my homework. Ik moet mijn huiswerk maken.
I have to drive. Ik moet rijden.
I have to earn a living. Ik moet in mijn levensonderhoud voorzien.
I have to go back and visit my family. Ik moet teruggaan en mijn familie bezoeken.
I have to go to the toilet. Ik moet naar het toilet.
I have to go. Ik moet gaan.
I have to just take the train. Ik moet gewoon de trein nemen.
I have to keep up. Ik moet bijblijven.
I have to take the chance. Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
I have two hundred baht left. Ik heb nog tweehonderd baht over.
I haven’t decided which job to apply for. Ik heb nog niet besloten op welke functie ik zal solliciteren.
I haven’t done anything wrong. Ik heb niks verkeerd gedaan.
I haven’t seen Rick since he got back from New Zealand. Ik heb Rik niet gezien sedert hij terug is uit Nieuw-Zeeland.
I have’t done anything wrong. Ik heb niets verkeerd gedaan.
I hear that Tom eats insects. Ik hoor dat Tom insecten eet.
I heard him speak English often. Ik hoorde hem vaak Engels spreken.