Audio - Google text-to-speech

English Sort descending	Dutch	Learn
I have a house	ik heb een huis	Learn
I have a lot of assignments today.	Ik heb veel opdrachten vandaag.	Learn
I have a lot of friends.	Ik heb veel vrienden.	Learn
I have a lot to think about.	Ik heb veel om over na te denken.	Learn
I have a meeting today.	Ik heb vandaag een vergadering.	Learn
I have a natural ability in mathematics.	Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.	Learn
I have a question.	Ik heb een vraag.	Learn
I have a rash on my arm.	Ik heb uitslag op mijn arm.	Learn
I have a sore throat.	Ik heb pijn aan mijn keel.	Learn
I have a sore throat.	Ik heb keelpijn.	Learn
I have a stepsister.	Ik heb een stiefzuster.	Learn
I have a stomach ache.	Ik heb buikpijn.	Learn
I have an ace and two kings.	Ik heb een aas en twee koningen.	Learn
I have an urgent matter to discuss with you.	Ik heb een urgente zaak met je te bespreken.	Learn
I have another sister.	Ik heb nog een andere zuster.	Learn
I have blond hair.	Ik heb blond haar.	Learn
I have breakfast.	Ik ontbijt.	Learn
I have brown eyes.	Ik heb bruine ogen.	Learn
I have brown hair.	Ik heb bruin haar.	Learn
I have dishonoured my family.	Ik heb mijn familie onteerd.	Learn