Summary
The Dutch translation for “himself” is zich.
Examples of "himself" in use
There are 75 examples of the Dutch word for "himself" being used:
Recording |
English |
Dutch |
Learn |
|
“What kind are you?” they asked, and the duckling turned in all directions and greeted them the best way he could. |
“Wat ben jij er voor één?” vroegen zij, en het eendje wendde zich naar alle kanten en groette zo goed het kon. |
|
|
“It stretches far beyond the other side of the trees, until the pastor’s garden; but I have never been there.” |
“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.” |
|
|
“No, it’s not a turkey,” thought the old duck; “Look how strong he hits his legs and how straight he knows how to keep himself!” |
“Nee, het is geen kalkoen,” dacht de oude eend; “kijk eens, hoe ferm hij met zijn poten slaat en hoe recht hij zich weet te houden!” |
|
|
In a corner formed by two houses, one of which protruded a little more than the other, she squatted down. |
In een hoek, die gevormd werd door twee huizen, waarvan het ene een weinig meer dan het andere vooruitsprong, zette zij zich op haar hurken neer. |
|
|
A chirp was heard, and all the animals of the eggs came alive and stuck their heads out of the egg shells. |
Een gepiep deed zich horen, en al de dooren van de eieren waren levend geworden en staken de kopjes uit de schalen. |
|
|
and before he well knew how it had happened, he found himself in a large garden, in which fragrant elders bent their long green branches down to the water |
en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen |
|
|
they had only the roof to cover them, through which the wind was howling, although the largest holes had been plugged with straw and rags. |
boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn. |
|
|
to be located |
zich bevinden |
|
|
to get annoyed by |
zich ergeren aan |
|
|
to dress oneself |
zich aankleden |
|