Summary
The Dutch translation for “her” is haar.
Examples of "her" in use
There are 168 examples of the Dutch word for "her" being used:
| Recording |
English |
Dutch |
Learn |
| |
She’s doing her homework. |
Ze doet haar huiswerk. |
|
| |
Her brother is called Peter. |
Haar broer heet Peter. |
|
| |
She rarely got visitors, because the other ducks preferred to swim in the canal, than to come out of the water to talk to her. |
Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten. |
|
| |
I must speak with her |
ik moet met haar praten |
|
| |
A single match would do her good, if she would dare to take one from a box, strike it against the wall to warm her fingers. |
Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen. |
|
| |
for her old grandmother, the only one who had ever loved her, and who had now passed away, had told her that when a star falls, a soul was going up to God |
want haar oude grootmoeder, de enige die haar ooit had liefgehad, maar die nu dood was, had haar verteld, dat er, als er een ster naar beneden valt, een ziel tot God opstijgt |
|
| |
Her tissue is healing quickly. |
Haar weefsel herstelt snel. |
|
| |
Jane has been doing her assignment. |
Jane heeft haar opdracht gemaakt. |
|
| |
Her hair is wavy and blonde. |
Haar haren zijn golvend en blond. |
|
| |
She felt her knees tremble. |
Ze kon haar knieën voelen trillen. |
|